Het denken heeft geen eigen bestaan, het wordt gezien door iets
Wanneer ik naar mijn gedachtenstroom kijk kan ik er een grove analyse op loslaten. Het denken begint bij het wakker worden en stopt wanneer ik in slaap val.
Ik neem even aan dat er gemiddeld twintigduizend gedachten per dag zijn. Dit komt uit een onderzoek wat vaak genoemd wordt. Van die twintigduizend gedachten gaat ongeveer zeventig procent naar een psychologisch zelf-refererende gedachtenstroom. Die gedachtenstroom gaat over een autobiografische zelf, de voorbereiding en evaluatie van interactie met de omgeving (de interactie zelf is zonder gedachten) en eten (er zijn volgens een ander onderzoek ongeveer 200 eet/drink momenten op een dag). Deze referende gedachtenstroom is niet gefocust en associeert erop los. In mijn geval is het een prettige gedachtenstroom, waardoor ik nooit een verlangen heb gehad om deze stroom te stoppen. Ik weet dat ik dit psychologische zelf niet ben en dat maakt het vrij om te bewegen.
Ik weet uit begeleiding en contact met anderen dat deze zelf refererende gedachtenstroom ook een negatieve inhoud kan hebben met bijvoorbeeld depressieve gevoelens of een sterke criticus. In dat geval is het mogelijk om met behulp van meditatie en verbonden ademen deze stroom te onderbreken. In het onderbreken ontstaan er essentiele ervaringenvan compleetheid en waarde die voor iedereen makkelijk te ervaren zijn. Er zijn zelfs voorbeelden, zoals van de man hieronder dat de gedachtenstroom helemaal stopt. Wanneer de gedachtenstroom stopt, stoppen ook de bijkomende gevoelens en is er stilte, aanwezigheid.
Ik schat in dat ik verder nog tien procent planningsgedachten heb (meestal over werk en dagindeling icm tijd) en twintig procent probleemoplossende gedachten (meestal over werk, dagindeling en zelfonderzoek). Deze laatste twee zijn meer gefocust en vaak intuïtief.
In mijn slaap ervaar ik geen gedachten. Soms is er bewustzijn van een droom. De hele gedachtenwereld in de wakkere staat is slechts 1% van wat er werkelijk wordt verwerkt door het lichaam. Vandaar dat lichaamswerk belangrijk kan zijn om het lichaam gevoelig te maken en daarmee het dagelijkse bewustzijn te vergroten.
Onderliggend is er bij mij een voortdurend bewustzijn dat ik DAT ben wat aan al deze gedachten en gevoelens vooraf gaat. DAT is te omschrijven als bewustzijn wat alles oordeelloos waarneemt. Wanneer de identiteit als dit bewustzijn is, ontstaat er een ontspannen beleving van je psychologische zelf, de ander en de wereld.
In de zoektocht naar wat je bent dient het denken totdat het alle concepten twijfelloos weet over wat je bent en subtiel kan onderscheiden wat het wel en wat het niet is. Dat is het moment om het denken achter te laten en je te richten op wat je bent (dat wat het denken waarneemt). Gebeurt dat niet dan blijft het denken vragen opwerpen en bewustzijn zich identificeren met die verwarring. De radicale stap is dan; stoppen met zoeken. Dat is een nieuwe fase. Een fase van wennen aan jezelf als bewustzijn.